Luister goed (…)
en kijk goed uit (…)
wij zijn vreemde vogels (…)
en kwetteren het uit!
Ernst was een hele blauwe houtduif
En Bobbie een kanariegele mus
Jij droeg je bril dan op je snavel
En jij een jassie an, Bobbie, dat wordt een klus!
Refr.
O wat een gein, als wij vogels zouden zijn
Het zal je gebeuren
Met veren in allerlei kleuren
Hang wat pinda’s (…)
aan een tak (…)
Roep onze namen (…)
keihard van het dak
We komen snel naar je toe gevlogen
Maken dan een landing in de straat
Die gele met dat petje of die blauwe met die bril
Het blijft een vreemde vogel die dan voor je staat
Refr.