Refr.
Doe de Trui-brei-boogie
In de winter heeft het schaap een dikke vacht
Da’s lekker warrem, al is het best een vracht
Hij heeft witte krullen op zijn rug en in zijn nek
Ja, die schapenharen die krullen als een gek
Maar in de lente moet die hele boel er af
En dan is dat hele schaap zo kaal als een giraf
Refr.
We doen de schapenwol in een grote mand
En we proppen alle krullen tot over de rand
Die plukken schapenwol die maken we tot draad
Waarmee je kleren maken gaat
En in een hele goeie bui
Maak je van die wol een lekkere trui
Refr.
Wat zou het koud zijn zonder schapen
wat zou het koud zijn zonder wol
Wat moet je blij zijn met die knapen,
die geven wol wel tonnen vol
Hij heeft nu zijn wol gegeven
en hij staat nu in de wei
Al staat hij nu te beven
Hij doet ’t graag, het maakt hem blij
Refr.
Van al die wol worden kleren gemaakt
van t-shirts tot truien in elke maat
van broeken tot rokken, zelfs een hoed of een pet
worden van wol in elkaar gezet
Dikke wollen sokken of een mooie das
en een groen gebreide winterjas
Refr.